Trots (ik ben bosbouwer)
Soms verbaas ik mij wel eens over hoe weinig trots en bevlogenheid je in het Nederlands bos tegenkomt. Bevlogenheid is mooi en leidt tot vakmanschap.
Ik ben bosbouwer. Volgens mij het mooiste dat er is. Dagelijks ben ik bezig met bos. Sterker nog, ik kom er ook nog eens regelmatig. Bij ieder bezoek zie en leer ik weer iets nieuws. Bos is dan ook een complex ecosysteem en is constant in ontwikkeling. Het leeft en groeit. Mede dankzij het werk van voorgangers, die vaak al honderd jaar eerder met de aanleg en verzorging zijn gestart. Bos is een boek. Een dikke encyclopedie, waar je steeds meer uit kan leren, hoe meer je er van weet. Letterlijk een boek zonder einde. En ik mag daaraan verder werken! Standing on the Shoulders of Giants. Beslissingen nemen over het leven en laten leven van organismen, soms wel vijf keer ouder dan ik.
Misschien is daarbij nog wel het mooiste, dat eigenlijk helemaal geen fouten maken kan. Alles wat je doet is goed, als je maar kan uitleggen waarom. Een boom kappen of laten staan kan bijdragen aan houtproductie, natuur, misschien CO2 vastlegging of fijnstofafvang? Cultuurhistorie? En anders is er altijd nog de bosbeleving. Als je een boom mooi of gek vind, laat je hem gewoon staan en vind je een boom kei lelijk, dan kap je die. Als je dan bij de uitleg het woord ‘markant’ gebruikt, komt het toch nog behoorlijk intelligent over. Het gaat sowieso eigenlijk vooral over communicatie, dat bosbouwen. Uitleggen waarom je iets doet is het halve werk. De andere helft is zorgen dat individuen van bepaalde soorten niks gebeurd. Als dan alle horstbomen en mierenhopen in het bos gemarkeerd zijn en op kaart staan ingetekend, kan er helemaal niks meer mis gaan. Appeltje eitje.
Dan kan de harvester het bos in. Die dingen zijn geweldig! Doen het werk van 10 man en zoeken hun eigen pad. Zelfs als langdurige regen het bos aan een moeras doet denken, komen de kuubs nog steeds aan de grond en langs de bosweg. Ze rijden dan wel wat sporen, maar je zal zien, dat net in die sporen de meeste verjonging opkomt! Vaak berk trouwens, en dat is precies wat we willen tegenwoordig. Inheems loofhout!
Soms gebeurt het weleens, dat er door de harvester toch een kleine puinhoop van wordt gemaakt. Niet iedere machinist weet dat de ondergroei misschien van belang kan zijn. En de ene beheerder vind ondergroei wel belangrijk en de andere wil er vanaf. Dus worden wel eens kronen van gevelde bomen dwars door 20 jaar oude verjonging getrokken. Hele volgende generatie naar de mallemoeren, maar… wat maakt het uit? Een calamiteit, zoals bijvoorbeeld een storm, is een kans voor een beter gestructureerd geïntegreerd bos en brengt de nodige dynamiek in het bosecosysteem. En zoiets is natuurlijk ook gewoon een calamiteit! Net storm eigenlijk. Wind in de zeilen van de bosontwikkeling! En twintig jaar later ziet niemand er nog iets van!
We beheren een machtig mooi ecosysteem, en eigelijk maakt het ons niet zo veel uit hoe en wat. Dunningspaden en opsnoeien zijn zonde van het geld, maar 20 jaar bijgroei verliezen is een kans. We vinden onszelf met zijn allen ook niet goed genoeg om echt om de kwaliteit van ons bos en hout te geven. En als wijzelf ons best hebben gedaan rekenen we op de kwaliteiten van onze opvolger om het weer teniet te doen.
Voor de buitenstaander lijkt dit misschien een beetje raar, maar je krijgt dat dan ook wel zo aangeleerd. Een paar voorbeelden.
De lessen bosaanleg werden pas echt interessant in het laatste half uur. We kregen een complexe flowchart voor de kiezen, om achteraf te kunnen beoordelen of een aanplant geslaagd is ja of nee. Het vroeg daarbij behoorlijk wat vaardigheid om tot een ‘nee’ te komen. Als veel van een aanplant verloren is gegaan, zijn je doelen immers vaak best nog wel haalbaar en als dat niet zo is, kun je die doelen toch best bijstellen?
Mijn praktijkexamen dunnen is achteraf gezien ook best een bijzondere gebeurtenis geweest. Met ons hele projectteam moesten we een paar toekomstbomen aanwijzen en vrijzetten. Ieder lid van het team mocht bij 1 toekomstboom uitleggen waarom deze mocht blijven en wat dan weg moest. Een toekomstboom wijs je bijvoorbeeld aan voor de natuur en daar haal je dan een andere boom bij weg om de toekomstboom ruimte te geven. En mocht je het even niet meer weten, dan stond achter de leraar de rest van het projectteam aanwijzingen te geven. Bij een van onze groepsleden stonden we met zijn allen zo hard met onze handen te wijzen en wapperen, dat het een wonder is dat we niet collectief zijn opgestegen. We kregen als groep een dikke voldoende.
Een andere les die me altijd behoorlijk is bijgebleven ging ook over dunnen. De leraar vertelde: “Er zijn mensen die bij toekomstbomen streven naar mooie ronde evenwichtig gevormde boomkronen en een goede spreiding van die bomen over de oppervlakte. Dat is vast en zeker ook de beste manier, maar in Nederland doen we dat niet. Daar zijn we nog niet aan toe.”
U begrijpt dat toen de mogelijkheid zich voordeed om mijn laatste jaar HBO in Duitsland te doen; ik die heb aangegrepen.
Daar moest ik ook examen dunnen doen. Of eigenlijk Waldbau. De leraar had 3 boekjes geschreven over boomsoorten, waarvan we er 2 uit het hoofd moesten leren (323 bladzijdes, A5, geen grote letters). Die 2 boeken had hij bij het examen in het bos bij zich. De kaft had hij eraf gescheurd en alle pagina’s door elkaar geschud. Ik moest drie pagina’s trekken, daarover gingen vervolgens de vragen. Het praktijkdeel van het examen was in een gemengde opstand es/esdoorn. Ik moest er verschillende toekomstbomen selecteren en vrijstellen. Bij iedere boom heb ik toegelicht waarom deze boom vitaal en stabiel genoeg was, hoe het zat met de houtkwaliteit en de afstand tot andere toekomstbomen. En waarom ik precies deze dunningsbomen wegnam voor deze boom. Aan het eind van het rondje langs de gemarkeerde bomen moest ik het aantal toekomstbomen en dunningsbomen per ha uittellen, toelichten waarom dat een goed aantal was en berekenen wat het vrijkomende dunningsvolume was.
‘Weten’, niet ‘kunnen opzoeken.’ Bosbouw is een vak.
Twee jaar geleden, weer in Duitsland, de voorbereiding van de QD excursie. Onder de indruk van de bosstructuur en mooie toekomstbomen in het jonge gemengde loofbos liepen we door het eerste object. We kwamen bij een dunningspad en Georg Wilhelms gezicht stond gelijk op onweer. Er was recent over het pad gereden; dat was te zien. Trekkersporen van een paar millimeter diep. Dat bleek precies de reden van de stemmingsomslag. De bosarbeidersploeg had het in hun botte hoofden gehaald om in dit vochtig druilerig weer het voorgeleverde brandhoutsortiment uit het bos te slepen. Voor dit uiterst laagwaardig hout had de ploeg op een ongeschikt moment de groeiplaats jarenlange - misschien wel onherstelbare - schade toegebracht! Voor brandhout!! Het komende half uur zou het met de bui van Georg Wilhelm niet meer goed komen. We kregen een onvergetelijke spoedcursus dunningspaden. Afstanden bij de Landesforstverwaltung zijn 40 tot 60 meter. Geveld hout in tussenvelden dat onbereikbaar is voor een kraanarm vanuit de paden wordt naar het pad toe geveld of voorgeleverd met paard of lier. En niet anders. Ja, je hebt ook nog van die beheerders, die leggen de paden om de 20 meter. So denken aber nur die Affen!!! Je past je werkwijze toch niet aan aan de toevallige stand van de huidige techniek? Wat is nu belangrijker je bosgroeiplaats of die laatste eurocent?
Deze overtuiging, die trots en liefde voor het vak is schaars in het Nederlandse bos. Ik heb mijn waldbau-professor ooit zien uitglippen bij een volwassen lariks met mooie stam, maar wat kleine kroon. Hij vrat zich helemaal op over de aperte incompetentie die jarenlang bij het beheer van deze eene boom toepassing moest hebben gevonden. Ik hoop deze passie in Nederland dankzij de opleving van ons vakgebied ook vaak te gaan mogen zien. Diezelfde trots en beroepseer die uitgaat van de slogan waarmee onze Oosterburen nu 300 jaar duurzaamheid en bosbouw vieren. “Sie halten nachhaltigkeit fur Modern?”, “Wir auch, zeit 300 Jahren”.
Dagelijks beheer ik bos. Een machtig mooi, gelaagd en complex ecosysteem. Een boek. Een oneindig dikke encyclopedie, waar je steeds meer uit kan leren, hoe meer je er van weet. Ik ben bosecoloog, maar niet alleen maar bezig met het vergaren van theoretische kennis. Ik pas die ook toe. Steeds weer leer ik van het resultaat van mijn handelen. Tevreden ben ik pas als het bos er beter van is geworden. Het bos heeft mij niet nodig, maar mijn medemens des te meer.
Ik ben bosbouwer.